“De definitieve score wordt door de beoordelingscommissie in consensus bepaald”. Je ziet het regelmatig in de leidraad staan. Wat een goed woord is dat toch. Consensus staat voor verbinding, eensgezindheid en gladstrijken van verschillen. Zachte waarden, die we in deze tijd maar al te goed kunnen gebruiken. Maar onder warme en wollige dekens zit vaak een wolf verscholen.
Beoordelingscommissie: 12 angry men
Gunningsmotivaties komen om de haverklap bij de rechter terecht. Want het is nogal een uitdaging om subjectiviteit volledig uit te bannen. Daarom zoeken aanbestedende diensten graag naar de meest objectieve beoordelingsmethode. Vroeger kozen ze daarbij vaak voor de meest voor-de-hand-liggende optie: je telt de individuele scores bij elkaar op en berekent het gemiddelde. Zo bepaal je eenvoudig de kwaliteitsscores tot op twee cijfers na de komma.
Maar tegenwoordig kiezen ze dus steeds vaker voor de consensus-methode. Hier geeft nog steeds iedereen een individueel cijfer, maar is de rekensom vervangen door een plenaire bespreking. De hele commissie gaat dan met elkaar aan tafel om de individuele scores te bespreken en gezamenlijk te komen tot een definitieve score.
Op papier klinkt dat als een topplan. Goed ingelichte mensen die met elkaar bespreken wat ze van ieder onderdeel vinden, en bereid zijn om te luisteren naar elkaars argumenten. Ik zie dan direct het legendarische 12 Angry Men voor me, waar één man elf nukkige juryleden in anderhalf uur weet te overtuigen om de verdachte vrij te pleiten.
Consensus, het recht van de sterkste
Maar het ware leven is geen rechtbankdrama, om Def P te parafraseren. Uit talloze onderzoeken blijkt dat consensus wordt beïnvloed door de leider(s) van een groep, en dan niet door zijn inhoudelijke (of zelfs retorische) argumenten. Te vaak bepalen gender, karakter en status of er naar je geluisterd wordt. En op bijvoorbeeld een gemeentekantoor speelt daarnaast hiërarchie en senioriteit natuurlijk nog een grote rol. Je moet vrij stevig in je schoenen staan om als nieuwe collega tegen je senior in te gaan.
Consensus is in de praktijk dan dus niets meer dan het recht van de sterkste. En daarmee precies het tegenovergestelde van consensus.
Beoordelingen: voldoende tot goed
Maar wat nou als het in bepaalde gemeentes wél werkt? Als de organisatiestructuur horizontaal is, er naar iedereen geluisterd wordt en werkelijk een score komt waar de hele commissie zich in kan vinden? Dan moeten we ons pas écht zorgen gaan maken.
Wat je dan namelijk ziet gebeuren is dat kwaliteit minder belangrijk wordt. In consensus worden niet zo gauw tienen uitgedeeld, maar is iedereen het wel snel eens over een ‘voldoende’ of ‘goed’. En dan loont het niet om een radicaal plan in te dienen, maar vooral een veilige inschrijving te doen.
Het betekent daarmee ook dat prijs meer de doorslag geeft. En dat is de doodsteek voor innovatie. Duurzame en innovatieve oplossingen zijn namelijk zelden de goedkoopste optie. Elektrische wagenparken, nieuwe productieketens of een revolutionaire applicatie; oplossingen voor de lange termijn vragen om investeringen op de korte termijn.
The road to hell...
Consensus is een prima oplossing in tijden van voorspoed. Het Nederlandse poldermodel gedijde dan ook goed in de welvarende jaren ‘90. Als alles voortkabbelt kun je mooi in het midden blijven zitten. Maar als er een koerswijziging nodig is slaat consensus iedere vorm van verandering dood.
De periode van voorspoed ligt al een tijdje achter ons. Inmiddels zitten we opgescheept met een woning-, corona-, vluchtelingen- en klimaatcrisis, om er maar een paar te noemen. Daar gaan we in consensus nooit uitkomen. Wie wacht tot iedereen het met elkaar eens is komt altijd te laat. De weg naar de hel is geplaveid met goede beoordelingen.